Statuten Stichting Koloniaal Erfgoed (SKE)

Steven Alexander Suyl heeft 28 februari 2008 de Stichting Koloniaal Erfgoed opgericht.

NAAM EN ZETEL

Artikel 1

  1. De stichting draagt de naam: Stichting Koloniaal Erfgoed
  2. Zij is gevestigd te Amsterdam

DOEL

Artikel 2

  1. De stichting heeft ten doel:

het vastleggen en beschrijven van de (cultuur) geschiedenis van de voormalige Nederlandse koloniën alles in de ruimste zin van het woord

  1. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:

–      het opzetten van een website;

–      het organiseren van exposities;

–      het verzorgen van seminars;

–      het uitbrengen van publicaties;

–      het samenwerken met alle daarvoor in aanmerking komende (overheids)instellingen.

VERMOGEN

Artikel 3

Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

  1. schenkingen, erfstellingen en legaten;
  2. rente;
  3. bijdragen van derden;
  4. subsidies en
  5. andere inkomsten.

ORGANEN

Artikel 4

De stichting kent als organen:

  1. Het bestuur;
  2. De directie.

BESTUUR

Artikel 5

  1. Het bestuur van de stichting is opgedragen aan een bestuur, dat bestaat uit minimaal drie (3) leden.
  2. Het bestuur stelt het aantal leden van het bestuur vast.
  3. Het bestuur verdeelt zijn taken onderling en benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Het kan voor iedere functionaris een plaatsvervanger aanwijzen. Verschillende functies kunnen in één persoon zijn verenigd.
  4. Indien het aantal leden van het bestuur is gedaald tot onder het in lid 1. van dit artikel vermelde minimum aantal, blijft het bestuur bevoegd.

BENOEMING TOT LID VAN HET BESTUUR EN EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP

Artikel 6

  1. De leden van het bestuur worden door het bestuur benoemd. Voor de eerste maal wordt het bestuur bij deze akte benoemd.
  2. Leden van het bestuur worden benoemd voor een periode welke eindigt op de vijfde jaarvergadering welke gehouden wordt na het jaar waarin de betrokkene benoemd is.

Een afgetreden lid van het bestuur is onmiddellijk herbenoembaar.

3.         Elk lid van het bestuur kan te allen tijde als zodanig worden geschorst of ontslagen bij een besluit van het bestuur genomen met een meerderheid van twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin ten minste alle andere

bestuursleden dan de betrokkene aanwezig of vertegenwoordigd zijn en die daartoe speciaal is bijeengeroepen.

  1. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt voorts door het zich voordoen van één of meer van de volgende omstandigheden:

bedanken door, overlijden van, het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen door, het bereiken van de leeftijd van twee en zeventig jaren door het betrokken lid van het bestuur, alsmede in de gevallen bedoeld in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek.

  1. Indien een bestuurslid als zodanig defungeert is het bestuur verplicht, met inachtneming van het in lid 2 van dit artikel bepaalde, onverwijld in de vacature te voorzien, dan wel te besluiten, met inachtneming van het in artikel 5 lid 1 bepaalde minimum, dat het aantal bestuursleden wordt verminderd.
  2. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van het bestuur nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid het gehele bestuur waar.

Artikel 7

Lid van het bestuur kunnen niet zijn:

  1. personen die in dienst zijn van de stichting of personen die direct of indirect een financieel belang hebben bij de aan de stichting verbonden instellingen;
  2. personen die, naar het oordeel van het bestuur, een tegenstrijdig belang met de stichting hebben.

BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR EN VERTEGENWOORDIGING

Artikel 8

  1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
  2. Onverminderd het bepaalde elders in deze statuten omtrent de bevoegdheid van de directie is aan het bestuur de bevoegdheid voorbehouden tot:
  3. de benoeming en het ontslag van leden van het bestuur overeenkomstig artikel 6, en de benoeming en het ontslag van een directeur overeenkomstig artikel 10;
  4. het vaststellen van de begroting;
  5. het vaststellen van de balans en de resultatenrekening als bedoeld in artikel 11;
  6. de wijziging van de statuten en de ontbinding van de stichting;
  7. het vaststellen van de hoofdlijnen van het beleid, waaronder het personeelsbeleid, van de stichting;
  8. het vaststellen van de directiestructuur, waaronder is begrepen het aantal directeuren waaruit de directie bestaat en de eventuele taakverdeling tussen de directieleden en de bevoegdheden van de directie, voor zover in deze statuten niet anders is bepaald;

g.         het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten

waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt;

  1. het verrichten van alle andere taken welke niet krachtens deze statuten aan de directie zijn opgedragen.
  2. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur dan wel door een lid van de directie tezamen met een lid van het bestuur.

VERGADERINGEN VAN HET BESTUUR

Artikel 9

  1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter, twee leden van het bestuur of de directie het nodig acht(en). De oproepingen tot de vergaderingen geschieden door de directie met inachtneming van een termijn van ten minste vijftien dagen, die van de oproeping en van de vergadering daaronder niet begrepen. In spoedeisende gevallen kan met een kortere termijn worden volstaan, zulks ter beoordeling van de voorzitter.
  2. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Indien de voorzitter niet aanwezig is voorziet het bestuur zelf in zijn leiding.
  3. Het bestuur vergadert in elk geval éénmaal per jaar, wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, in welke vergadering de jaarrekening wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11. Deze vergadering is de jaarvergadering.
  4. Tenzij in deze statuten een grotere meerderheid is voorgeschreven besluit het bestuur met meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
  5. Het bestuur kan alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de leden van het bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. Ieder bestuurslid heeft één stem.

Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen tegen overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de            voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht.

Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.

    1. Indien voor de stemming over enig besluit is voorgeschreven dat een minimum aantal bestuursleden verplicht aanwezig of vertegenwoordigd is en de desbetreffende vergadering wegens het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden geen rechtsgeldig besluit kan nemen, zal over hetzelfde onderwerp rechtsgeldig kunnen worden besloten in een volgende vergadering ongeacht het daar aanwezige of vertegenwoordigde aantal bestuursleden, mits die vergadering wordt gehouden niet eerder dan twee doch binnen zes weken na de vergadering waarin niet kon worden besloten en mits besluitvorming plaatsvindt met de voor dat besluit vereiste meerderheid van stemmen.
      1. a. Stemmingen geschieden mondeling, tenzij één van de bestuursleden schriftelijke stemming verlangt, in welk geval de stemming bij ongetekende gesloten briefjes geschiedt.
      2. Indien bij een stemming over de benoeming van een nieuw bestuurslid of over de verdeling van de bestuursfuncties tussen de bestuursleden, geen van de voorgestelde personen de meerderheid behaalt, zal een tweede vrije stemming worden gehouden.
      3. Indien in de tweede stemming wederom niemand de meerderheid heeft verkregen, vindt herstemming plaats tussen de twee personen die in de tweede vrije stemming de meeste stemmen op zich verenigden. Indien in de tweede vrije stemming meer dan twee personen een gelijk grootste aantal stemmen op zich verenigden, of indien meer personen door een gelijk aantal stemmen op de tweede plaats voor herstemming in aanmerking zouden komen, wordt tussen dezen vooraf gestemd ter bepaling wie van hen voor herstemming in aanmerking komt.

      Indien de uitslag van deze laatste stemming wederom geen uitsluitsel geeft, beslist het lot wie voor herstemming in aanmerking komt.

      Indien bij de herstemming de stemmen staken beslist het lot.

      1. Bij staking van de stemmen over andere dan de hierboven onder b en c bedoelde zaken, wordt binnen twee weken een nieuwe vergadering bijeengeroepen; indien de stemmen dan opnieuw staken, is het voorstel verworpen.
      2. Blanco stemmen en ongeldige stemmen zijn van onwaarde;

      deze stemmen worden bij het bepalen van de uitslag van de stemming niet meegeteld.

      1. In alle geschillen omtrent stemmingen, waarin de statuten niet voorzien, beslist de voorzitter.
      2. Zijn alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd dan kunnen rechtsgeldige besluiten worden genomen ook al zijn de formaliteiten voor oproeping niet in achtgenomen mits dergelijke besluiten worden genomen met algemene stemmen.
      3. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden, welke in de eerstvolgende vergadering door het bestuur worden vastgesteld en door de voorzitter van de vergadering, alsmede door degene die de notulen gehouden heeft, worden ondertekend.

      In of bij de notulen wordt tevens vermeld welke leden van het bestuur op de vergadering aanwezig zijn geweest.

      1. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen mits de zienswijze van de leden per communicatiemiddel dat schriftelijk bewijs produceert, wordt ingewonnen en geen van de leden van het bestuur zich daartegen verzet en een dergelijk besluit met algemene stemmen wordt genomen.

      Van een op deze wijze genomen besluit wordt door de secretaris schriftelijk verslag gedaan, hetwelk op de eerstvolgende vergadering van het bestuur wordt vastgesteld en, onder toevoeging van de stukken als in het eerste zin van dit artikel bedoeld, bij de notulen van die vergadering wordt bewaard.

      DIRECTIE

      Artikel 10

      1. De stichting heeft een directie, waarvan de leden worden benoemd door het bestuur, die tevens het aantal directieleden vaststelt. Het bestuur stelt het salaris en de overige aanstellingsvoorwaarden van de leden van de directie vast.
      2. Het bestuur is bevoegd een directeur te schorsen of te ontslaan; een schorsing die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door ontslag, eindigt door het verstrijken van die termijn.
      3. Aan de directeur die voor ontslag wordt voorgedragen, wordt de mogelijkheid geboden zich desgewenst in de vergadering waarin het voorstel wordt behandeld, te verantwoorden en over dit voorstel voor het stemmen het woord te voeren, waarbij hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.
      4. De dagelijkse leiding van de stichting berust bij de directie, behoudens hetgeen hiervan in de statuten of bij nadere richtlijnen van het bestuur is uitgezonderd met inachtneming van door het bestuur genomen besluiten. De directie wordt geacht bestuurder te zijn in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden voor zover het betreft de toepassing van deze wet.
      5. De directie stelt een directie‑reglement op waarin de werkwijze, vergaderorde en besluitvorming van de directie is geregeld. Dit reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur.
      6. In het kader van de dagelijkse leiding is de directie belast met en bevoegd tot:
      7. de voorbereiding en de uitvoering van besluiten van het bestuur;
      8. het waarborgen van een goede dienstverlening;
      9. het uitvoeren van het personeelsbeleid, waaronder mede is begrepen het onderhandelen over arbeidsvoorwaarden voor zover deze niet bij of krachtens de Collectieve Arbeidsovereenkomst gelden;
      10. het zorgen voor een opleidings‑ en scholingsbeleid;
      11. het zorgen voor de public relations;
      12. het overleg met de ziektekostenverzekeraars, werkgevers‑ en werknemersorganisaties;
      13. het optreden (mede) namens het bestuur naar de ondernemingsraad casu quo de personeelsvergadering van de stichting;
      14. het dagelijks beheer van de goederen van de stichting;
      15. het dagelijks beheer van de financiële middelen;
      16. het opnemen van gelden tot een door het bestuur vast te stellen maximum krediet bij een onder goedkeuring van het bestuur aangewezen bankier;
      17. het doelmatig laten functioneren van de organisatie;
      18. de coördinatie van de verschillende afdelingen en diensten;
      19. het onderhouden van externe contacten waaronder die met de overheden;
      20. het bevorderen en bewaken van juiste samenwerkings‑ en overlegprocedures, zowel in‑ als extern;
      21. de zorg voor de huisvesting;
      22. het regelen van incasso’s;
      23. in het algemeen het zorgdragen voor die aangelegenheden, welke redelijkerwijs geacht kunnen worden tot de dagelijkse leiding te behoren dan wel door het bestuur aan de directie zijn overgelaten.
      24. De directie woont de vergaderingen van het bestuur bij, tenzij het bestuur anders bepaalt.

      JAARREKENING

      Artikel 11

      1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
      2. De boeken worden na afloop van elk jaar afgesloten, de directie maakt daaruit binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening op.
      3. De jaarrekening wordt gecontroleerd door een registeraccountant, die daarover verslag uitbrengt aan het bestuur.
      4. Het bestuur stelt de jaarrekening vast. De jaarrekening wordt ondertekend door de gehele directie en alle leden van het bestuur; ontbreekt de handtekening van één of meer van hen, dan wordt, onder opgaaf van redenen, daarvan melding gemaakt.
      5. Vaststelling van de jaarrekening strekt tot décharge van de directie.

      STATUTENWIJZIGING

      Artikel 12

      1. Deze statuten kunnen slechts worden gewijzigd door een besluit van het bestuur.
      2. Daartoe wordt bij de oproep voor de vergadering de voorgestelde statutenwijziging woordelijk vermeld.
      3. Een besluit tot wijziging van de statuten kan alleen worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen, in een vergadering waarin ten minste drie/vierde van de leden van het bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is.
      4. Wijzigingen van de statuten treden niet eerder in werking dan nadat zij bij notariële akte zijn geconstateerd. Tot ondertekening van die akte is ieder lid van de directie zelfstandig bevoegd.

      ONTBINDING

      Artikel 13

      1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
      2. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde ten aanzien van de wijziging van de statuten van overeenkomstig toepassing.
      3. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voorzover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
      4. De vereffening geschiedt door het bestuur.
      5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
      6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting.
      7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de wettelijke termijn berusten onder de jongste vereffenaar dan wel onder een door de vereffenaars aan te wijzen derde.